Tag literatuur

Oliebol. Bron: deoliebollenexpert.nl

Nieuwjaarsverhaal

Victor nodigde me uit het nieuwe jaar te komen inluiden. De laatste jaren heb ik hem weinig gesproken, maar Vic en ik zijn in de hogere klassen van de middelbare school heel dik met elkaar geweest. In de pauzes zwierven we door de straten rond de school, hevig discussiërend niet alleen over het incident op de sportdag en het proefwerk wiskunde, maar ook over onze plannen en wat we van zins waren van dit leven te maken. De herinnering leek actueler dan ooit, nu ik steeds vaker overweeg de ratrace bij de bank vaarwel te zeggen. Misschien kon een ontmoeting met Vic net als toen de bakens verzetten.

Toen ik bovendien hoorde dat Laurie was uitgenodigd, zonder Ralf, van wie zij gescheiden bleek, was ik definitief om. Laurie zat een klas lager dan wij, maar speelde vaak op de muziekavonden van de school. Viool speelde ze, zo pijnlijk mooi dat ik niet anders kon dan me verliefd voelen op die tengere bleke vingers aan de strijkstok, dat vioolbruine haar langs die zachte wang. Pas na een jaar durfde ik het haar te zeggen en toen zei ze met neergeslagen ogen dat ze mij heel aardig vond, maar niet méér voelde dan dat. Ik dacht zelf dat ik me daar makkelijk overheen had gezet en besefte pas later dat alle vrouwen in mijn verdere leven toch een soort projecties van Laurie waren: door op haar te lijken of juist niet. Laurie bleef als een onzichtbare schim aanwezig op de achtergrond van mijn relaties met andere violistes, medestudentes, fietsvriendinnen en accountmanagers, relaties die allen strandden op mijn zestigurige werkweken en misschien ook wel op een onbewust onvermogen mijn jeugdliefde definitief uit mijn hoofd te zetten. Het was niet erg, omdat ik opging in mijn werk, inclusief de contacten, de opleidingen, de reisjes, de meisjes, het jaar werken in Barcelona. Maar Victors uitnodiging gaf me het vage gevoel dat naast mijn werkende leven ook mijn persoonlijke bestaan een wending zou kunnen nemen en dat maakte me energiek en onrustig. Behalve Laurie zouden ook Els en Peter komen, het enige schoolstel dat nog bij elkaar was, dus het leek een gezellig feestje te worden. Over Vics vrouw Inge en hun twee jonge kinderen werd niets vernomen.

Vic woonde op een parterre in Amsterdam. Hij leek niet veel veranderd toen hij opendeed en me joviaal welkom heette, maar al snel kreeg ik het gevoel dat hij meer zichzelf dan mij op zijn gemak stelde. Achter hem zag ik de golfbeweging van Lauries haar en ik kreeg een schok. Ze was nog altijd mooi, en slank, en droef in het gezicht, maar haar trekken waren iets harder geworden. “Hey Paul,” zei ze met die zachte, melodieuze stem. “Laurie,” zei ik. We omhelsden elkaar onhandig. Els en Peter kwamen niet, vertelde Vic, een zieke in de familie. Dat betekende dat we ineens met zijn drieën waren.

Toen we in de kale gang de kinderfietsjes omzeild hadden op weg naar de woonkamer, vroeg Laurie voorzichtig waarom Inge en de kinderen er niet waren. Vic gebaarde ons zwijgend naar stoelen en schonk wijn in. Hij legde oliebollen op een schaal die hij in de open keuken in de oven zette; met zijn gezicht van ons afgewend was het makkelijker praten. “Ik heb een burn-out,” meldde hij, “en die heb ik niet door het vele werken, maar door het niet werken, of niet bevredigend.” Zijn stem klonk een beetje verdedigend, alsof hij een veroordeling van ons verwachtte. Toen die uitbleef vervolgde hij: “Jij weet nog wel, Paul, dat ik altijd rechter wilde worden.” Dat wist ik zeker nog. Op school had Vic veel ideeën over de maatschappij en hoe die anders moest. Meestal was ik het niet met hem eens, maar ik waardeerde zijn ernst en bevlogenheid. Vic was vol vuur aan zijn rechtenstudie begonnen. Na twee jaar was hij afgehaakt.

“Ik stopte niet alleen omdat ik eh, een beetje de student uithing, maar ook omdat ik al halverwege inzag dat ik de verkeerde studie had gekozen. Er werden daar helemaal geen werelden veranderd. De wereld werd alleen getoetst aan wetten. Vaak ook nog wetten die ik onzinnig vond. Ik heb nog even bestuurskunde geprobeerd, maar dat was het ook niet. En daarna; ach daarna. Ik heb álles gedaan, jongens. Archiefwerk, IT, post sorteren, maar ik kan het nergens vinden. Ik wil zo graag iets doen wat zin heeft. Iets wat van betekenis is voor andere mensen. En nu doe ik helemaal niets meer, behalve een beetje voor de kinderen zorgen. Maar niet werken geeft me het gevoel dat ik ook niemand ben. Zeker tegenover Inge, die echt uit roeping arts is geworden. Ze zegt dat ze me begrijpt en respecteert, maar ik kan dat niet aanvaarden, want ik respecteer mezelf niet meer. Ik ben somber geworden. Daardoor kan ik me niet meer concentreren en zelfs simpele baantjes hou ik niet meer vol. Inge en de kinderen zijn hartstikke lief, maar ze kunnen me af en toe niet meer aan. Daarom vieren ze oudjaar dit keer bij Inges broer en heb ik wat mensen van vroeger om me heen verzameld.”

Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Laurie schudde haar hoofd. “Wat naar voor je, Vic.” Ze was even stil en dronk wijn. Ik wist dat Victor en zij sinds een aantal jaar weer contact hadden, maar eigenlijk niet hoe dat zo gekomen was.“Maar koester je die vrouw en die kinderen van je wel? Een carrière is natuurlijk leuk, maar ik had mijn hele bestaan als violiste graag laten lopen voor de vreugde van kinderen.” Ze draaide eindeloos dezelfde lok haar om haar vinger. ‘Maar goed, Ralf wou niet. Net zolang tot ik hém niet meer wilde.”

Ralf. Eikel. Ik had hem voor het eerst en laatst ontmoet toen ik als economiestudent een symposium bezocht. In de pauze speelde een strijkkwartet. Ik herkende Laurie al op het gehoor voor ik haar had gezien: zo gekweld kon niemand anders Mendelssohn spelen. Het zonlicht in de hal doortintelde haar haar, haar haar streelde de viool, de viool vleide haar kin. De ongereptheid van haar tienertijd was overgegaan in een overweldigende, melancholieke vrouwelijkheid. De drie andere musici van het kwartet registreerde ik niet eens. Nadat welgeteld twee mensen de moeite hadden genomen tussen de toastjes door voor hen te klappen, liep ik naar haar toe. ‘Hai,’ zei ze, verbaasd. Ze keek om zich heen om me aan haar vriend voor te stellen, een klein mannetje met brede schouders en een brutale grijns. Veel te ordinair voor haar, dacht ik meteen, vast zo’n man die moppen vertelt. Maar ik was natuurlijk bevooroordeeld. “Zo, dus jij zat bij Laurie op school,” zei Ralf luid. “Nou, gelukkig heb ik haar een beetje kunnen redden. Allemaal leuk dat gefiedel, maar er moet ook brood op de plank komen. En brood op de plank, daar ben ik toevallig héél goed in, haha!” Laurie keek naar de grond. Ik voelde me misselijk bij de gedachte dat zij deze man als geliefde had gekozen en sloeg dicht. Duizend keer heb ik later bedacht wat ik allemaal had kunnen, had moeten zeggen, maar er kwam niets. Het gesprek was verder kort geweest. Ik had een vluchtige herinnering opgehaald aan de schooltijd, waar Laurie bleekjes om gelachen had. We wisselden nog een beleefd “en wat doe jij nu” uit en daarna moest het kwartet weer spelen. Ik liep de hal uit. Geen van beiden had ik ooit weergezien.

Victor was opgestaan, dribbelde af en aan met schalen vol lekkere hapjes en schonk steeds meer wijn in. Hij leek duidelijk opgelucht. Laurie vertelde. “Ik was een laatbloeier als musicus. Pas rond mijn achtentwintigste begon ik gezien te worden. Ze noemden me een nieuw talent en ik kreeg kansen voor mooie concerttournees. Ik genoot van mijn succesjes, maar vanaf mijn drieëndertigste heb ik al mijn ideale aanbiedingen laten lopen. Ik stond verdomme op de rand van een doorbraak! Leipzig, Londen, New York, iedereen wilde me hebben, maar ik dacht: hoe moet ik de hele wereld over reizen als we binnenkort kinderen hebben? En Ralf was zo verknocht aan zijn vertrouwde omgeving. Dus ik zei nee. En Ralf zei ook nee, iedere keer weer als ik over kinderen begon. Nog niet schat, we zijn nog zo jong. Maar op zeker moment was ik ineens achtendertig en begreep ik dat ik alles verspeeld had. Mijn vioolcarrière, de kans op een familieleven, mijn vrienden, want die hadden wel kinderen of waren met orkesten de wereld in. Alles. De bom barstte toen ik jou was tegengekomen op de Willemsparkweg, Vic, met Inge en de kinderwagen. We hadden elkaar in geen jaren meer gezien. Jullie eerste was net geboren en jullie zagen er zo blij uit. Ik vertelde het thuis aan Ralf en ik dacht: nu of nooit. Hij lulde een beetje met me mee maar hij wilde eerst een nieuwe auto. Toen heb ik hem de laan uitgestuurd.’

Ik had met haar te doen, maar tegelijkertijd voelde ik een lichte ergernis opkomen. Had deze Superlaurie, mijn droomvioliste, werkelijk haar onbeschrijflijke talent willen opgeven om als dertien-in-een-dozijnmoedertje met van slaapgebrek holle ogen de kinderen van Ralf naar zwemles te brengen?

Vic schonk nóg meer wijn in. Verbazingwekkend hoe snel die glazen telkens weer leeg waren. Op de ronde glazen tafel kwamen al donkerrode kringen. Ik voelde de drank me naar het hoofd stijgen, maar het kon me niets schelen. Buiten knalde meer en meer vuurwerk, ondanks dat het pas elf uur was. Door de houten kozijnen heen begon de lucht van kruit de kamer te veroveren. “Dus eigenlijk is het allemaal mijn schuld,” zei Vic langzaam. “Ik weet die ontmoeting op de Willemsparkweg nog wel hoor, maar ik had er juist een goede herinnering aan, omdat we elkaar sinds die keer weer zien.”

“Dat is waar,” zei Laurie in haar glas. “Ik heb je ook expres nooit verteld dat Ralf en ik juist toen uit elkaar zijn gegaan. Jij kunt er niks aan doen natuurlijk. Maar mijn leven was kapot. Toen Ralf eindelijk opgerot was, voelde ik paniek. Alsof ik wakker werd en al tachtig was. Als een razende ging ik weer spelen, zes, acht uur per dag. Ik voelde hoe ik dat had gemist, god wat had ik het gemist. Mijn niveau was nog niet weg, maar ik kwam minder makkelijk aan de bak dan eerst. Dus speelde ik vooral voor mezelf. Schubert, eindeloos Schubert. Op onze leeftijd was Schubert allang dood… Waarom zijn we onze levens toch zo aan het vergooien?’ Ze huilde een beetje.

Ik helde iets naar haar over op de bank en legde een hand op haar arm. “Weet je dat ik op school juist verliefd op jou werd vanwege Schubert? Dat ik gehuild heb om jullie Piano Trio op de muziekavond?”

Ze keek me aan alsof ze me voor het eerst zag. Er liepen nog traanstraaltjes langs haar wangen, maar ze sprak weer beheerst. “Nee…,” zei ze, “dat heb je nooit verteld. Ach ja, dat Piano Trio, dat klopt, dat hebben we toen gespeeld, met Mark op piano en hoe heette ze ook weer op cello, Olivia uit de tweede. Grappig dat het zo’n indruk op je maakte. Ik weet nog dat wij het helemáál niet goed vonden gaan. En je hebt me toen inderdaad eens verteld dat je me wel leuk vond. Maar ik wist niet…”

“Ik geloof dat jij voor mij een soort sprookje was,” zei ik. Starend naar de verveloze ramen met glas-in-lood durfde ik ineens alles te zeggen. “Ik had zo’n ander leven. Ik hield van bètavakken, speelde nerdy computerspellen en ik schaakte met vrienden. En dan komt er zo’n meisje met zo’n gezichtje en zulk haar en die speelt zoiets prachtigs, waar ik niets van weet en niets van begrijp, maar waar ik alleen maar om kan huilen. Iets uit een andere wereld. Ik ben je nooit vergeten. Ik ben altijd van je blijven houden.” Ik huilde nu ook en veegde met mijn hand vol poedersuiker mijn ogen af. Dat prikte. “Nou ja, verdomme. Allemaal de schuld van Schubert.”

Ze lachte door nieuwe tranen heen. “Nou ja zeg… weet ik veel… Vic, doe mij in godsnaam nog een oliebol. En wijn, ik moet echt meer wijn hebben.”

Victor liep naar het duister van de anthracietkleurige keuken en dook weer op met oliebol en wijnfles. Hij schonk ook mij bij. “En omdat je Laurie niet kon krijgen heb je je toen maar op je carrière gestort,” zei hij bedachtzaam en niet helemaal scherp gearticuleerd. “Ik heb altijd gedacht dat het bij jou ook een roeping was, Paul. Dat je echt de consultancy in wilde.”

“Dat wilde ik ook,” zei ik. Ik slikte mijn laatste snik weg en probeerde uit te leggen hoe het zat. “Ik wou net als jij de wereld verbeteren. Maar ik dacht dat ik dat beter kon doen waar de macht echt ligt. En dat is in de wereld van het geld, niet in de rechterlijke macht. Daarom ging ik economie studeren en werd ik consultant. Veel uren maken vond ik niet erg. Het was op een bepaalde manier zelfs inspirerend dat iederéén daar zo hard werkte. Ook daar werd de wereld natuurlijk niet veranderd, maar ik kreeg leuke opleidingen aangeboden en werkte vaak in het buitenland. Ik genoot daar wel van. Het verdiende natuurlijk waanzinnig, ik hoefde nooit op een cent te kijken. En een gezin had ik niet, dus ik was ook nergens aan gebonden. Maar de laatste tijd… ik merk dat mijn gezondheid te wensen over begint te laten. Ik kan niet zo goed meer tegen de stress. En ik denk ook wel eens een beetje: ‘Is dit alles?’ Ik ben negenendertig nu. Zeker als ik jou zo zie Vic, met je gezin, denk ik: prachtig dat hectische leven, maar straks blijf ik alleen over. En als ik met pensioen ben geeft die consultancy me ook geen blijvende voldoening, zoals vioolspel wel kan doen. Tenminste, dat stel ik me zo voor. Jarenlang haalde ik mijn neus op voor een burgerlijk bestaan. Ik verwaarloosde mijn vrienden een beetje en nu begin ik te ontdekken, dat ik eigenlijk niets anders meer heb dan mijn werk. Terwijl ik, dat geef ik gewoon toe, met alle liefde Laurie over de hele wereld was nagelopen in al haar concertprogramma’s, als het op ons zestiende, zeventiende even anders was gegaan. Ik was bij wijze van spreken met één zoen van mijn consultancyplannen af te brengen geweest.”

“Nou, als ik je daarmee kan helpen Paul, dat is dan in elk geval één ding dat we kunnen repareren,” zei Laurie nogal hard. Haar stem was onvast van het huilen en de drank. Ze stond op, boog zich naar me over en kuste me op de mond. Haar lippen waren harder dan ik me altijd had voorgesteld en toch was ik ontroerd. Toen kuste ze Vic ook, ging weer zitten en begon opnieuw, ditmaal veel harder, te huilen.

Victor kwam met een volgende wijnfles aan maar ik hield die met mijn hand tegen. “Alsjeblieft niet. Als ik nog één glas drink, ga ik over m’n nek.”
“Dat lijkt me een goede reden om het juist te doen,” vond Laurie snotterend. “Na huilen en zoenen kan kotsen er ook nog wel bij.”
Ik moest ondanks mezelf hard lachen en toen werd ik heel misselijk en rende naar de wc.

Toen ik terugkwam zaten Laurie en Vic met bleke gezichten voor zich uit te kijken.
“Gaat het?” vroeg Laurie toonloos. Haar haar hing slap voor haar ogen.
“Soort van,” zei ik. Ik dronk een glas water in de keuken. Mijn hand trilde een beetje en ik voelde een stevige hoofdpijn opkomen.
“Ik mis Inge en de kinderen,” zei Vic.
“Godzijdank,” zei Laurie.
“Ik doe ze tekort, denk ik.”
“Dat lijkt me duidelijk, Vic.”
“Ik hoopte altijd dat kinderen mijn leven alsnog zin zouden geven. Goed, ik kon niks, twaalf ambachten en dertien ongelukken. Maar misschien kon ik als vader dan nog slagen.”
“Het hoogste wat er is,” zei Laurie.
“Dat vond ik niet. Een kind krijgen is alleen maar een beetje met de evolutie meedoen. Daar heb je geen talent voor nodig.”
“De evolutie,” zei Laurie heel langzaam en ze keek Vic bijna dreigend aan, “loopt al vanaf de eencelligen. Via rare amfibieën en dinosaurussen kwam het tot de mens. Die lijn is al die honderden miljoenen jaren nooit onderbroken. Als je samen een kind krijgt, zet je die eindeloze ontwikkeling voort. De ultieme kroon op je relatie om te besluiten dat je dat juist met die persoon wilt.” Ze dronk, hoestte. “Best wel een beetje stom van me dus dat ik daar Ralf voor uitgekozen had.” Ze giechelde even. Vic pakte haar glas over en zette het weg.
“Heel stom,” knikte ik. Laurie giechelde harder.

Vic schudde het hoofd. “Dus ik had het gezin dat jij altijd wilde, Laurie,” zei hij. “En Laurie had de romantische liefde die Paul wilde.”
“Romantische liefde my ass,” zei Laurie.
Het was mijn beurt om onwillekeurig te lachen.
“Goed, ass of geen ass,” hernam Victor. “Maar intussen hebben we ons zo op elkaars leven blindgestaard dat we ons eigen leven vernaggeld hebben. Wat moeten we nou jongens, van bestaan ruilen of zo?” Hij goot zijn glas in een slag naar binnen en zette het met een klap op tafel.

Ik begon mijn helderheid te herkrijgen. “Nee,” zei ik. “We moeten van inzicht ruilen. Vic!”
Vic keek me heel dom aan.
“Vic, elke keer dat jij weer denkt: ach, leuk zo’n gezin, maar ik wil liever een baan, bedenk dan hoe jouw vaderschap Laurie ertoe heeft geïnspireerd om die klootzak de deur uit te zetten. En Laurie, als jij denkt: wat kan mijn vioolcarrière me schelen, ik wil een gezin, denk dan aan mij. Hoe ik verliefd op jou werd puur door je talent. Want dat ik je toen als persoon niet echt kende, dat besef ik vanavond wel.”
“Ja,” zei Laurie. “Je werd verliefd op wie je dacht dat ik was. Maar dat is normaal hoor, op die leeftijd.”
“En ik?” vroeg ik. “Nu wil ik ook een advies hoor jongens.”
“Jij, Paul,” zei Laurie. Ze keek me aan. “Als jij denkt: ik heb alleen maar een baan, bel Vic dan eens op, want die viert nu oudjaar zonder zijn gezin.”
“We moeten elkaar niet opbellen, maar vaker zien,” vond ik. “Elke week bijvoorbeeld.”
“Maar dan moeten we toch eerst morgen bellen,” zei Laurie. “Al is het maar omdat ik me morgen vast niet meer kan herinneren wat we hebben afgesproken.”
“Is het al morgen?” vroeg ik. De klok stond bijna op twaalf.
“Was dat een goed voornemen Paul?” vroeg Vic. “Dat we elkaar vanaf nu elke week zien?”
Ergens toeterden auto’s.
“Wat mij betreft wel,” zei ik.

Buiten barstte gejuich los en het vuurwerk werd ineens oorverdovend. Vic stond wankelend op. Laurie stond op en greep naast haar glas, dat omviel. Ik keek rond en zag twee paar ogen, betraand, beneveld, maar ook bezield. Plechtig hief ik mijn halflege glas water.

Foto: oliebol. Bron: deoliebollenexpert.nl

'Daphne' op de patio van Beelden aan Zee

In gesprek met Iris Le Rütte, de vrouw achter de Daphnes

Alles is tijdelijk, hoe mooi ook – expositie Iris Le Rütte in Beelden aan Zee

Afgelopen voorjaar, toen ik op de patio van museum Beelden aan Zee de pas geplaatste sculptuur van Catinka Kersten bekeek, viel mijn oog op het beeld Daphne van Iris Le Rütte. Een vrouw die in plaats van een hoofd en armen takken naar de hemel strekte. Het is een scène uit de Metamorfosen van Ovidius: de nimf Daphne, op de vlucht voor de verliefde god Apollo, verandert in een laurierboom. De god heeft het nakijken en vlecht een krans van laurierblad – de lauwerkrans.

Later die middag reed ik per auto door een straat met bomen aan weerskanten. Oude bomen met een geschiedenis en jonge aanplantboompjes, allen nog zonder blad. En uit mijn ooghoek zag ik overal om mij heen betoverde nimfen hun takken uitstrekken.

Kijken door andermans oog

Nu is het najaar en ik zit naast Iris Le Rütte op een door haar ontworpen bank in museum Beelden aan Zee, waar één van de vier wintertentoonstellingen aan haar werk gewijd is. Le Rütte (1960) is bekend van haar sculpturen voor prijzen en vooral van haar werken in de openbare ruimte. Dat varieert van drie enorme dromedarissen op een spoorwegviaduct tot een door twee handen opgehouden ‘zwevende’, bronzen draperie, waarop je als op een bank kunt zitten. Vaak wekken de beelden een vervreemdend, weemoedig gevoel op.

Ze is blij als ik haar mijn ervaring met Daphne vertel. ‘Dat is precies wat ik beoog – dat je door het kijken naar kunst meer gaat zien in de buitenwereld, dat je er door andermans oog naar kijkt.’ In de tentoonstelling krijgt deze gedachte ook concreet vorm doordat enkele van haar gedichten en tekeningen op de glazen ruiten zijn aangebracht – een filter voor het uitzicht op de terrassen en de zee.
Beeld aan Zeester

De gezamenlijke geschiedenis van Le Rütte en Beelden aan Zee begint jaren terug met haar brief aan de oprichter van het museum, verzamelaar Theo Scholten. ‘Ik schreef hem dat ik het museum zo mooi vond. Hij reageerde; het bleek dat één van mijn eerste werken voor de openbare ruimte in zijn geboortedorp stond. Toen is directeur Jan Teeuwisse naar mijn atelier gekomen en die heeft een werk van me aangekocht.’

Het leidde tot inmiddels twee solotentoonstellingen en een tweede aankoop, de Daphne. Ook voor Beelden aan Zee maakte Le Rütte enkele kleine sculptuurtjes, waaronder de Beeld aan Zeester, een cadeautje voor de vele vrijwilligers bij het vijftienjarig bestaan. ‘Het zijn drie zeesterren met elk vijf armen. Zo kon ik die vijftien weergeven zonder er een getal op te zetten.’ Sponsors van het museum krijgen een beeldje van een hand met een ginkgoblad, symbool voor de eeuwigheid.

Iris Le Rütte op haar tentoonstelling ‘Schaduwplaats’ met drie Daphnes (foto auteur)
Iris Le Rütte op haar tentoonstelling ‘Schaduwplaats’ met drie Daphnes (foto auteur)

Variaties op de Daphne spelen een grote rol in deze tweede tentoonstelling, Schaduwplaats genaamd. Vrouwen/bomen in verschillende vormen en afmetingen en met verschillende titels moeten een ‘mythisch bos’ vormen in een gewelfachtige ruimte in het museum, dat ingegraven ligt in het Scheveningse duin. Le Rütte: ‘Ik ben heel blij dat het museum mij de kans biedt om te laten zien hoe mijn ontwikkeling sinds de eerste tentoonstelling verder is gegaan.’

Ze verbeeldde meer metamorfosen, zoals die van de jager Actaeon, die door de godin Diana in een hert veranderd werd omdat hij haar had zien baden. Zijn eigen honden herkenden hem niet meer en verscheurden hem. De fascinatie voor Ovidius ligt voor de hand: ‘Mijn werk bestaat heel vaak uit twee delen die in elkaar overgaan: ding in dier, mens in boom… ik wil ermee laten zien dat alles bij elkaar hoort en in elkaar over kan gaan. Het is ook een beetje het oude idee van Aristoteles, dat alles tot stof vergaat en dan terugkomt, opgebouwd kan worden tot iets nieuws. Het gaat bij mij altijd om vergankelijkheid en liefde, noodlot, het onbereikbare. Het is voor kunstenaars vaak een strijd om het vanitas-thema niet clichématig weer te geven. Hoe zorg je dat je niet vervalt in alleen de symboliek van skeletten en vlinders? Ik ken het probleem.’

Lieflijk en grimmig

Bijzondere combinaties zijn ook in de tekeningen te zien: iets wat half-drone is en half vogel, of het silhouet van een meisje met ballonnen dat bij beter kijken de beroemde foto blijkt van het ‘napalm-meisje’ uit Vietnam. Lieflijk en grimmig gaan steeds hand in hand. Onlangs publiceerde Le Rütte de bundel Ik dicht je bij me, waarin zij tekeningen en gedichten naast elkaar plaatst. ‘Maar het zijn géén illustraties! Ze hebben wel iets met elkaar te maken, of ze wringen een beetje met elkaar.’ Al eerder publiceerde zij een bundel samen met dichter Leo Vroman: zij de tekeningen, hij de gedichten.

Tekening van Iris Le Rütte
Tekening van Iris Le Rütte

Wie denkt dat Le Rütte als beeldhouwer het tekenen er ‘een beetje bij doet’, vergist zich: ‘Ik heb een tekenachtergrond. Lang heb ik vooral getekend en geschilderd, pas later ben ik beelden gaan maken. Mijn beelden zijn eigenlijk driedimensionale tekeningen.’ Bij de silhouetachtige Daphnes is dat goed te zien.

Het valt op dat zij zich allen op de tenen oprichten, als balletdanseressen. ‘Ze zoeken naar evenwicht. Ik werk eigenlijk tegenovergesteld aan de klassieke beeldhouwkunst, zoals van Michelangelo, bij wiens beelden het zwaartepunt bij de grond ligt: het gewicht gaat bij mijn beelden altijd de hoogte in.’

Die precaire balans botst nog wel eens met de weerbarstige praktijk van het werken voor de openbare ruimte. Eén van de Daphnes, Vergeten Herinnering, staat op de tenen van één voet. Hoe zorg je dat die niet omvalt? Het moeilijkst maakte het haar de commissie, die moest beoordelen of een tafel met drie erop leunende hazen als poten wel veilig was voor kinderen. De richtlijnen leken niet aan te slepen. ‘De ambtenaar was bang dat kinderen eraf konden vallen, of klem kwamen te zitten tussen de oren. Totdat een andere functionaris besloot dat het geen speeltoestel was, maar een kunstwerk. En er is nog nooit een kind afgevallen.’

Toch nog even over dat streven naar boven. Sommige sculpturen hebben vleugels van esdoornzaadjes. Le Rütte: ‘Een esdoornzaadje is in potentie een hele boom. Als je dat cadeau geeft, geef je dus eigenlijk een boom. Tegelijkertijd is het ook vergankelijk, het kan goed terechtkomen maar ook vergaan. Je vereeuwigt het door het in brons te gieten. Het herinnert eraan dat alles wat er is, maar tijdelijk is, hoe mooi ook.’

Iris Le Rütte. Schaduwplaats is van 30.10.15 tot en met 7.2.16 te zien.

Besproken boeken

  • ‘Schaduwplaats’, oeuvrecatalogus bij de tentoonstelling in museum Beelden aan Zee, Uitgeverij Erven J. Bijleveld
  • ‘Ik dicht je bij me’, boek met tekeningen en gedichten van Iris Le Rütte, Uitgeverij 99 Publishers/Uitgevers
  • ‘De mooiste gedichten’ van Leo Vroman met tekeningen van Iris Le Rütte. Uitgave in de ‘Hollands Maandblad-reeks’, uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Oorspronkelijk gepubliceerd op Cultureelpersbureau.nl. Afbeelding boven: Daphne op de patio van Beelden aan Zee, foto auteur

Interview Drie Zusters: 27 mei t/m 5 juni

Tsjechovs hulpeloze, poëtische wezentjes – drie actrices over Drie Zusters

Drie Zusters van Tsjechov in de regie van Theu Boermans is terug bij het Nationale Toneel. Tweeënhalf jaar na de oorspronkelijke uitvoering speelt het stuk negen keer exclusief in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Over alle drie de “zusters” is nieuws te melden. Anniek Pheifer (Masja), Ariane Schluter (Olga) en Sallie Harmsen (Irina) vertellen over hun loopbaan en over Tsjechov.

Mary Dresselhuysprijs

Anniek Pheifer kreeg onlangs in tv-programma Opium de prestigieuze Mary Dresselhuysprijs uitgereikt door Petra Laseur. Wat betekent de prijs voor haar?

‘Het is een eer, en een leuke verrassing. Of het nieuwe deuren voor me opent weet ik niet, dat moet blijken. Maar het is erkenning, en een compliment. De prijs bevestigt dat ik een goed pad ben ingeslagen. Als ik dit had geweten toen ik 16 was, was ik gek geworden.’
Ariane Schluter: ‘Ik vond het mooi hoe je hem in ontvangst nam, het was een ontroerend moment. Je had er geen rekening mee gehouden.’
Pheifer: ‘Nee, en het heeft ook geen invloed op hoe ik nu speel.’

Ze was naar de studio gelokt onder het voorwendsel dat ze over de Masja-rol zou praten met eerdere vertolkers Laseur en Nettie Blanken. De prijs was een verrassing, maar ook zonder dat voelde Anniek Pheifer al druk voor de uitzending met toneelcoryfeeën Nettie Blanken en Petra Laseur.
‘Ik was zenuwachtig! Ik hoopte maar dat ik voldoende informatie en bagage had, was bang om onnozele dingen te zeggen. Het is jammer dat het gesprek over Masja uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden.’

‘Wat ik met het prijzengeld ga doen weet ik nog niet. Het is bedoeld voor ontwikkeling. Ik ga in elk geval een cursus Duits volgen. Als ik in Duitsland audities doe wil ik dat mijn Duits er beter uitkomt.’
Razend actueel

Heeft Pheifer iets met Tsjechovs tijdgeest van rondhangen op een landgoed?
‘Tijdgeest, nee… ik vind het razend actueel! Nu hangen we niet meer rond op een landgoed, maar in een wereld waar alles niet opkan.’
Sallie Harmsen: ‘Het stuk is zo herkenbaar, het gaat over verlangen dat je zelf niet kunt inlossen. Het is een filosofische bespiegeling op de mensheid.’
Schluter: ‘Ieder zusje staat voor een fase in het leven. Masja is getrouwd, zij zit in een vacuüm waar ze uit wil breken. Olga heeft alles al meegemaakt en legt zich erbij neer dat het niet beter zal worden dan dit.’
Pheifer: ‘Ze heeft niet álles meegemaakt, ze is nooit getrouwd.’
Schluter: ‘Nee, dat is waar. Maar dat was wel haar diepste verlangen. Irina droomt nog, heeft nog idealen. Zij wil werken.’
Harmsen: ‘Maar ook voor haar is het een zoektocht naar zingeving. Er is geen inlossing.’

Omgaan met de zinloosheid

Schluter: ‘Masja wéét denk ik het beste van de drie dat er geen zin is, maar ze blijft toch zoeken. Olga ook, die zegt aan het eind: ze zullen ons vergeten, ze weet dat de vervulling niet zal komen, maar ze hoopt dan toch nog dat hun levens zin zullen hebben in de generaties erna.’
Harmsen: ‘Toezenbach (Irina’s verloofde) is misschien degene die het leven het meest omarmt. Hij weet: het leven heeft geen zin, maar dat is niet erg.’
Pheifer: ‘Ze hebben allemaal een andere manier om om te gaan met de zinloosheid. Ik vind het mooi dat je in elk van de personages iets van jezelf herkent.’

Anniek Pheifer in Drie Zusters. Foto Carli Hermès/Unit CMA
Anniek Pheifer in Drie Zusters. Foto Carli Hermès/Unit CMA

Katja Herbers

Sallie Harmsen neemt de Irina-rol over van Katja Herbers, die in de Verenigde Staten is gaan werken. Is het moeilijk in een bestaande cast te starten?
‘Nee, integendeel, ik word heel goed door de anderen ondersteund, opgevangen en gevoed.’
Ariane Schluter: ‘Het is ruim twee jaar geleden dat we het speelden hè, het voelt voor ons ook een beetje nieuw.’
Anniek Pheifer: ‘Het gebeurt helemaal niet dat we soms denken “ja maar Katja zei dat altijd zo”. Het is lang genoeg geleden en Sallie is een heel goede, natuurlijke Irina.’
Harmsen: ‘Theu regisseert het ook gedeeltelijk opnieuw.’

Schluter: ‘Drie Zusters is echt een ensemblestuk, een soort web. Alles heeft met alles te maken.’
Pheifer: ‘Je kunt het bijna niet per scène repeteren omdat er altijd wel weer een personage doorheen komt uit een andere scène. Dat vind ik fantastisch.’

Heel erg het echte leven

Harmsen speelde nooit eerder Tsjechov, ook niet op de toneelschool. ‘Ik heb het wel gelezen natuurlijk. Wat mijzelf in Tsjechov aantrekt is het filosofische aspect. Het zet aan tot nadenken, tot praten. Het is een beetje intellectueel, dat vind ik een kutwoord, maar het gaat meer over denken dan over voelen. Voor mij is Tsjechov rationeel. Het is eerst filosoferen, en dat leidt tot voelen.’
Schluter: ‘Het is denken, gevoed door voelen. Het stuk gaat eigenlijk over de vraag: waartoe zijn wij op aarde?’
Harmsen: ‘De personages staan stil. Ze denken, ze praten, maar ze handelen niet. Ik vind het mooi dat het heel erg het echte leven is. Laatst, aan het begin van een repetitie, hield Theu een van zijn psychologische bespiegelingen, op de liefde, en tijdens die monoloog stonden wij twintig minuten lang allemaal een beetje te staan. En ik keek om me heen en ik dacht : dit ís gewoon Tsjechov.’

Toneel is de bron

Ariane Schluter (Olga) verliet onlangs het Nationale Toneel om meer ruimte te hebben voor film en andere projecten. Ze komt nog één keer terug voor Drie Zusters.
‘Ik voel het niet als een afscheid. Ik ben niet meer in vaste dienst, niet meer deel van het gezelschap, maar ik speel hier misschien nog wel eens als gast. Ik kom iedereen toch wel weer tegen.’

‘In een vast ensemble spelen ging niet goed samen met filmen. Ik film nu veel, maar ik wil heel graag in het theater blijven spelen. In januari speel ik weer met Mug met de Gouden Tand en daarna staan nieuwe projecten op stapel. Toneel blijft voor mij de bron, daar kan je het meeste met taal. Het proces, het repetitielokaal, live spelen, ik zou het niet willen missen. Je kunt filmen en toneel niet vergelijken, maar – en dat is misschien een cliché – de combinatie is het allerleukst.’

Steeds nieuwe betekenissen

‘Ik merk wel, nu we Tsjechov weer doen: sommige zinnen komen anders aan dan twee jaar geleden.’
Sallie Harmsen: ‘O ja? Wat gaaf!’
Schluter: ‘En dat heeft misschien te maken met melancholie. Het is terugkijken, letterlijk.’
Anniek Pheifer: ‘Ik heb dat wel gehad met De Kersentuin waar ik een aantal jaar geleden in speelde. Dat je iedere avond ergens in het land op het toneel staat en die zinnen hoort, en ineens denkt “jéétje ja”. En dat denk je elke keer over een andere zin. Zo’n bijzinnetje van Soliony (legerkapitein in Drie Zusters), daar hoor je opeens een betekenis in die je nog nooit hebt gehoord.’

Harmsen: ‘Alle invalshoeken worden voor mij belichaamd door een personage. Daarom zijn er ook zo veel personages.’
Schluter: ‘En Tsjechov kiest niet. Hij doet iedereen heeft evenveel recht en geeft iedereen evenveel mededogen.’
Harmsen: ‘Én evenveel onredelijkheid.’
Pheifer: ‘Ik vind al die mensen zo ontroerend.Het is het gevecht dat wij allemaal dagelijks leveren.’
Harmsen: ‘Ontroerend én grappig. Hulpeloze, poëtische wezentjes. Zo’n Koelygin (Masja’s man) die maar blijft zeggen dat hij content is met zijn leven…’
Schluter: ‘Als Koelygin écht zou weten dat zijn vrouw niet van hem houdt, zou hij actie moeten ondernemen. Hij verdringt het. ‘
Harmsen: ‘Dat is een manier om te overleven.’
Pheifer: ‘Koelygin denkt: als ik niet content ben, dan moet ik iets doen. En dat kan hij niet. Het is net zoiets als mensen die zeggen dat ze elke dag nog net zo verliefd zijn op hun vrouw als in het begin. Dat wantrouw ik. Dat kan helemaal niet. Dan stop je weg hoe het eigenlijk is.’

  • Drie Zusters van het Nationale Toneel, 27 mei tot en met 5 juni, Koninklijke Schouwburg, Den Haag.
  • Ook met Mark Rietman, Antoinette Jelgersma, Vincent Linthorst, Hans Croiset, Tibor Lukács, Jaap Spijkers, Anne Lamsvelt, Pieter van der Sman, Tom Jaspers en Sebastiaan Frowijn.
  • Informatie en kaarten www.nationaletoneel.nl/driezusters

Oorspronkelijk gepubliceerd op CultuurPers.

Sallie Harmsen en Joris Smit in Tasso (foto Kurt van der Elst)

Interview Sallie Harmsen en Ivo van Hove

“In een wereld zonder kunst zou ik me onmiddellijk verhangen” (Sallie Harmsen).

Mijn eerste artikel voor voor journalistencoöperatie Cultuurpers: een interview met Sallie Harmsen, actrice bij het Nationale Toneel, en Ivo van Hove, directeur van Toneelgroep Amsterdam. In het artikel ga ik op onderzoek naar de zin van toneelstukken over kunst: Tasso en Blauwdruk voor een nog beter leven van het Nationale Toneel, The Fountainhead van Toneelgroep Amsterdam. Lees het artikel op www.cultureelpersbureau.nl.

Habanera

‘O, afgrond van geheim!
O, geheim van de afgrond!’

Een paar weken geleden een heb ik vriendin geholpen met het vertalen van een Russisch gedicht, ‘Habanera’ van Joeri Falik (1936-2009). Het koor Cappella Amsterdam zong dit als lied tijdens een concert met de Letse chef-koordirigent Sigvards Kļava.

Tot mijn verrassing trof ik het gehele gedicht met mijn naam eronder in het programmaboekje aan:Habanera in programmaboekje

‘En van de bokalen malagawijn beginnen
De hoofdjes van de vrouwen en de chrysanten te tollen’.