De gracht
De nachtelijke gracht
Is het platteland van de stad
Hier heerst de weidsheid
En de sneeuw valt er altijd nog even door
Als hij in de rest van de stad
Al door de voeten van het uitgaansvolk tot pulp is getrapt.
Op de stille gracht
Ruikt het naar doorrookte balken
Zoldering, prehistorisch houtvuur op de
Godverlaten hei.
Tot vergetelheid vergane vrienden
Keren weer als ijle vlokken
Onder gindse straatlantaren.
(Gepubliceerd in project Dicht in de buurt van Dagblad Trouw
en in de bundel Dicht in de buurt – Zuid-Holland)