Alle berichten door Frans van Hilten

BAL! op Paleis Soestdijk 28 juli in AD Haagsche

Vandaag open voor publiek: de expo BAL! op Paleis Soestdijk. En vandaag in AD/Amersfoortse Courant: mijn interview met kunstenares Nynke Koster, die een afgietsel maakte van een stucplafond in het paleis, en curator Anne van der Zwaag. Komt dat zien, leest dat stuk! De complete versie staat in de krant (25 juni: AD Amersfoortse Courant; 28 juli: AD Haagsche Courant)
(Foto: auteur, gemaakt hoooog op de steiger)Foto van artikel AD Soestdijk

Prince in Gelredome, 2010 (foto's auteur)

Written, composed, produced and performed – I.M. Prince

Prince está muerte“, spreekt een vrouwenstem in een van de vele interludes op The Gold Experience. Ik ontdekte Prince pas in de jaren 90 via vriendinnetjes die dol op zijn muziek waren en al was hij volgens velen in zijn nadagen, dood was hij toen nog allerminst.

‘Written, composed, produced and performed by Prince’. Het prijkte op iedere plaat van de artiest, quasi-onopvallend, maar tegelijkertijd als ijdel blijk van zijn veelzijdig kunnen. Het was een frase die diepe indruk op me maakte en toen ik als muzikant voor mezelf begon, moest en zou ik mijn eerste plaat ook helemaal zelf maken zonder enige hulp van derden. Het resultaat haalde het uiteraard niet bij Prince.

Written

Tekstueel kon Prince alle kanten op. Onverbloemd geil (Head),  religieus (Anna Stesia), maatschappijkritisch (Sign O’The Times). Uit dat laatste nummer blijkt ook zijn vermogen om met weinig woorden hele werelden neer te zetten:

In France, a skinny man died of a big disease with a little name
By chance his girlfriend came across a needle and soon she did the same.

Of deze uit Sexy MF, waar lichamelijke en geestelijke liefde hand in hand gaan:

In a word or 2 – it’s u I wanna do
No not cha body, yo mind u fool

Voor die twee benaderingen van de liefde ontwierp hij zelfs een extra personage: hitsige Camille als tegenhanger van devote Prince. En al eiste hij altijd de plaats in het middelpunt op, enige zelfspot was hem ook niet vreemd, zoals hier in Bob George:

Prince? That skinny motherfucker with the high voice?

Composed

Funk was de basis van waaruit Prince vanaf 1978 platen maakte, funk was waarnaar hij de latere jaren terugkeerde. En natuurlijk is die trits aan superieure, vernieuwende albums uit de jaren 80 ongeëvenaard, niet door Prince zelf en niet door anderen. Maar Princes talent bleek vooral ook uit zijn diversiteit. Van catchy popliedjes (Raspberry Beret) tot pure funk (Controversy), van rock (Peach) tot gospel (The Ladder) en jazzy ballads (There is Lonely).

Produced

Prince schreef genoeg materiaal voor een hele reeks platen per jaar. Het blijft jammer dat hij daardoor in conflict kwam met zijn platenmaatschappij Warner. Hij had baat gehad bij meer gereguleerde pr. Nu zijn veel latere albums bij het grote publiek tussen wal en schip geraakt omdat ze alleen via internet werden uitgebracht, of juist principieel niet, of alleen als bijlage bij een krant, of…

En mag ik het even oneerbiedig zeggen? Als we naar het niveau van de platen kijken, was dat filter van maximaal één album per jaar misschien wel meer zegen dan vloek.

Performed

Op de platen speelde Prince vaak alle instrumenten zelf in, maar ik wil het hier hebben over zijn concerten. Want hoeveel popsterren zijn live een echte bandleider, zoals in de jazz? Wat ik het allermeest inspirerend vond is hoe Prince op het podium stond, stralend van plezier, een strakgedrilde band om zich heen. Nauwelijks setlist, gewoon spelen. Af en toe een kreet: “G!” om een toonsoort aan te geven, of “Bridge!” De band volgde hem naadloos.

En dan die medleys. Geboren uit de wens veel meer nummers te spelen dan zelfs in een urenlang concert paste, maar ook uit de wens om zijn eigen muziek telkens opnieuw uit te vinden. Michael Jackson zei ooit in een interview dat hij alles op alles zette om de muziek live precies zo te laten klinken als op de plaat, want daar hadden de fans “recht op”. Bij Prince wist je één ding zeker: het zou nooit zo klinken als op de plaat. Bij Prince klonk elk nummer live elke keer weer alsof hij het zojuist ter plekke had geschreven.

Vaarwel, sexy MF.

Foto’s door auteur: Prince in Gelredome, 2010

'Daphne' op de patio van Beelden aan Zee

In gesprek met Iris Le Rütte, de vrouw achter de Daphnes

Alles is tijdelijk, hoe mooi ook – expositie Iris Le Rütte in Beelden aan Zee

Afgelopen voorjaar, toen ik op de patio van museum Beelden aan Zee de pas geplaatste sculptuur van Catinka Kersten bekeek, viel mijn oog op het beeld Daphne van Iris Le Rütte. Een vrouw die in plaats van een hoofd en armen takken naar de hemel strekte. Het is een scène uit de Metamorfosen van Ovidius: de nimf Daphne, op de vlucht voor de verliefde god Apollo, verandert in een laurierboom. De god heeft het nakijken en vlecht een krans van laurierblad – de lauwerkrans.

Later die middag reed ik per auto door een straat met bomen aan weerskanten. Oude bomen met een geschiedenis en jonge aanplantboompjes, allen nog zonder blad. En uit mijn ooghoek zag ik overal om mij heen betoverde nimfen hun takken uitstrekken.

Kijken door andermans oog

Nu is het najaar en ik zit naast Iris Le Rütte op een door haar ontworpen bank in museum Beelden aan Zee, waar één van de vier wintertentoonstellingen aan haar werk gewijd is. Le Rütte (1960) is bekend van haar sculpturen voor prijzen en vooral van haar werken in de openbare ruimte. Dat varieert van drie enorme dromedarissen op een spoorwegviaduct tot een door twee handen opgehouden ‘zwevende’, bronzen draperie, waarop je als op een bank kunt zitten. Vaak wekken de beelden een vervreemdend, weemoedig gevoel op.

Ze is blij als ik haar mijn ervaring met Daphne vertel. ‘Dat is precies wat ik beoog – dat je door het kijken naar kunst meer gaat zien in de buitenwereld, dat je er door andermans oog naar kijkt.’ In de tentoonstelling krijgt deze gedachte ook concreet vorm doordat enkele van haar gedichten en tekeningen op de glazen ruiten zijn aangebracht – een filter voor het uitzicht op de terrassen en de zee.
Beeld aan Zeester

De gezamenlijke geschiedenis van Le Rütte en Beelden aan Zee begint jaren terug met haar brief aan de oprichter van het museum, verzamelaar Theo Scholten. ‘Ik schreef hem dat ik het museum zo mooi vond. Hij reageerde; het bleek dat één van mijn eerste werken voor de openbare ruimte in zijn geboortedorp stond. Toen is directeur Jan Teeuwisse naar mijn atelier gekomen en die heeft een werk van me aangekocht.’

Het leidde tot inmiddels twee solotentoonstellingen en een tweede aankoop, de Daphne. Ook voor Beelden aan Zee maakte Le Rütte enkele kleine sculptuurtjes, waaronder de Beeld aan Zeester, een cadeautje voor de vele vrijwilligers bij het vijftienjarig bestaan. ‘Het zijn drie zeesterren met elk vijf armen. Zo kon ik die vijftien weergeven zonder er een getal op te zetten.’ Sponsors van het museum krijgen een beeldje van een hand met een ginkgoblad, symbool voor de eeuwigheid.

Iris Le Rütte op haar tentoonstelling ‘Schaduwplaats’ met drie Daphnes (foto auteur)
Iris Le Rütte op haar tentoonstelling ‘Schaduwplaats’ met drie Daphnes (foto auteur)

Variaties op de Daphne spelen een grote rol in deze tweede tentoonstelling, Schaduwplaats genaamd. Vrouwen/bomen in verschillende vormen en afmetingen en met verschillende titels moeten een ‘mythisch bos’ vormen in een gewelfachtige ruimte in het museum, dat ingegraven ligt in het Scheveningse duin. Le Rütte: ‘Ik ben heel blij dat het museum mij de kans biedt om te laten zien hoe mijn ontwikkeling sinds de eerste tentoonstelling verder is gegaan.’

Ze verbeeldde meer metamorfosen, zoals die van de jager Actaeon, die door de godin Diana in een hert veranderd werd omdat hij haar had zien baden. Zijn eigen honden herkenden hem niet meer en verscheurden hem. De fascinatie voor Ovidius ligt voor de hand: ‘Mijn werk bestaat heel vaak uit twee delen die in elkaar overgaan: ding in dier, mens in boom… ik wil ermee laten zien dat alles bij elkaar hoort en in elkaar over kan gaan. Het is ook een beetje het oude idee van Aristoteles, dat alles tot stof vergaat en dan terugkomt, opgebouwd kan worden tot iets nieuws. Het gaat bij mij altijd om vergankelijkheid en liefde, noodlot, het onbereikbare. Het is voor kunstenaars vaak een strijd om het vanitas-thema niet clichématig weer te geven. Hoe zorg je dat je niet vervalt in alleen de symboliek van skeletten en vlinders? Ik ken het probleem.’

Lieflijk en grimmig

Bijzondere combinaties zijn ook in de tekeningen te zien: iets wat half-drone is en half vogel, of het silhouet van een meisje met ballonnen dat bij beter kijken de beroemde foto blijkt van het ‘napalm-meisje’ uit Vietnam. Lieflijk en grimmig gaan steeds hand in hand. Onlangs publiceerde Le Rütte de bundel Ik dicht je bij me, waarin zij tekeningen en gedichten naast elkaar plaatst. ‘Maar het zijn géén illustraties! Ze hebben wel iets met elkaar te maken, of ze wringen een beetje met elkaar.’ Al eerder publiceerde zij een bundel samen met dichter Leo Vroman: zij de tekeningen, hij de gedichten.

Tekening van Iris Le Rütte
Tekening van Iris Le Rütte

Wie denkt dat Le Rütte als beeldhouwer het tekenen er ‘een beetje bij doet’, vergist zich: ‘Ik heb een tekenachtergrond. Lang heb ik vooral getekend en geschilderd, pas later ben ik beelden gaan maken. Mijn beelden zijn eigenlijk driedimensionale tekeningen.’ Bij de silhouetachtige Daphnes is dat goed te zien.

Het valt op dat zij zich allen op de tenen oprichten, als balletdanseressen. ‘Ze zoeken naar evenwicht. Ik werk eigenlijk tegenovergesteld aan de klassieke beeldhouwkunst, zoals van Michelangelo, bij wiens beelden het zwaartepunt bij de grond ligt: het gewicht gaat bij mijn beelden altijd de hoogte in.’

Die precaire balans botst nog wel eens met de weerbarstige praktijk van het werken voor de openbare ruimte. Eén van de Daphnes, Vergeten Herinnering, staat op de tenen van één voet. Hoe zorg je dat die niet omvalt? Het moeilijkst maakte het haar de commissie, die moest beoordelen of een tafel met drie erop leunende hazen als poten wel veilig was voor kinderen. De richtlijnen leken niet aan te slepen. ‘De ambtenaar was bang dat kinderen eraf konden vallen, of klem kwamen te zitten tussen de oren. Totdat een andere functionaris besloot dat het geen speeltoestel was, maar een kunstwerk. En er is nog nooit een kind afgevallen.’

Toch nog even over dat streven naar boven. Sommige sculpturen hebben vleugels van esdoornzaadjes. Le Rütte: ‘Een esdoornzaadje is in potentie een hele boom. Als je dat cadeau geeft, geef je dus eigenlijk een boom. Tegelijkertijd is het ook vergankelijk, het kan goed terechtkomen maar ook vergaan. Je vereeuwigt het door het in brons te gieten. Het herinnert eraan dat alles wat er is, maar tijdelijk is, hoe mooi ook.’

Iris Le Rütte. Schaduwplaats is van 30.10.15 tot en met 7.2.16 te zien.

Besproken boeken

  • ‘Schaduwplaats’, oeuvrecatalogus bij de tentoonstelling in museum Beelden aan Zee, Uitgeverij Erven J. Bijleveld
  • ‘Ik dicht je bij me’, boek met tekeningen en gedichten van Iris Le Rütte, Uitgeverij 99 Publishers/Uitgevers
  • ‘De mooiste gedichten’ van Leo Vroman met tekeningen van Iris Le Rütte. Uitgave in de ‘Hollands Maandblad-reeks’, uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Oorspronkelijk gepubliceerd op Cultureelpersbureau.nl. Afbeelding boven: Daphne op de patio van Beelden aan Zee, foto auteur